Foto van het Nationaal Archief met lampionnen van suikerbieten, Amsterdam, 1954.
P en ik komen allebei uit het zuiden, daar vieren ze niet echt Sint Maarten. In Noord-Holland zijn er dan ook jaren geweest waarin we alleen maar hard geworden dropjes konden bieden en van wanhoop met lichten uit de bel negeerden.
Dit jaar was onze peuter volgens de buurkinderen groot genoeg om lekker mee te lopen, trots op de lampion die hij gemaakt had op het kinderdagverblijf. Ons groepje van kinderen uit de straat, en alle moeders, bleek best wel wat liedjes te kennen. P bleef thuis met de baby en twee zakken snoep.
De eerste Sint Maarten met de peuter was dan ook zo:
- niet weten dat er speciale stokjes met lampjes zijn die verder iedereen heeft
- een ledkaarsje van de Hema onhandig aan de lampion vastbinden
- paniek bij blaffende honden
- het na een straat opgeven je kind ‘dank je wel’ te laten zeggen
- subtiele hints geven zoals ‘oh, mandarijnen vind jij lekker!’
- je kleintje onder de voet zien worden gelopen door de grotere buurkinderen
- ‘huh, zingen ze dat nou echt?’ denken bij sommige teksten
- Elk doosje rozijnen meteen open zien gaan
- hapklaar spekjes gelijk zien verdwijnen in zijn mond
- op het eind van de tocht zowel de buit als lampion zelf dragen .. en de liedjes zingen
en de volgende dag …
- opgelucht zijn dat hij zijn avontuur al vergeten is (want, vraagt niet om snoep)
- hem toch verwennen met de buit
- zelf de lekkerste chocoladereepjes eruit pikken voor bij mijn koffie
- de hele dag ‘dag meneer, dag mevrouw’ neuriën.
Volgens artikelen is het een traditie die vooral door scholen wordt aangegrepen om een heel sociaal verhaal te vertellen over de Maarten die zijn mantel deelde met een arme. De kinderen in mijn straat tellen vooral hun buit.