Hoe kun je fictieverhalen schrijven? Hoe maak je iets van die witte pagina’s? Enerzijds zijn er schrijvers die praten over ‘bloeden als ze gaan zitten’, er wordt gesproken over inspiratie, literatuur en ambacht. Maar wat gaat er door iemand heen die het haar vak heeft gemaakt?
Ik ben wel fan van Alice Munro, blijkbaar net als schrijver Thomas Verbogt. Ik stuitte op het voorwoord dat schrijfster Alice Munro (1931) in 1986 schreef voor haar korte verhalen in The Moons of Jupiter (1986):
‘I find it very hard to talk about, or look at – let alone read – any work of mine, after it is published, shut away in its book. Why is that?’
Enerzijds ziet ze dan de ruimte voor verbetering, maar ook:
‘The story is a kind of extention of myself, something once attached to me and growing out of me, now lopped off, exposed and abandoned. What I feel isn’t shame or regret exactly – it would be quite hypocritical to say I felt that, when exposure, publication, was surely what I had in mind all along – rather, it’s a queasiness, an unwillingness to look or examine.’
De Canadese Munro heeft een heel specifieke schrijfstijl. Haar korte verhalen hebben bijna altijd vrouwelijke hoofdpersoon, verwikkeld in een strijd met zichzelf of een situatie die ze opeens anders zien. Zoals Roald Dahl’s korte verhalen altijd een lugubere twist hebben, hebben de verhalen van Munro ook iets donkers. Niet iets paranormaals of bloederigs, maar veel subtieler. Mensen beseffen in haar verhalen iets over zichzelf of een ander, waar ze niet blij mee zijn. Er zit een draai in, maar dan nog is de clou niet duidelijk, een beetje zoals het leven zelf. De Engelse Wikipedia noemt haar stijl ‘Southern Ontarian Gothic’. Waar ik gothic associeer met lange zwarte kleren, blijkt die hoofdstroming vooral te gaan over het slechte in de mens te onderzoeken. Vaak zit er een element in van je niet op je plek voelen.
Munro schrijft over vrouwen en heel realistisch, waardoor lezers al snel denken dat het haar eigen waargebeurde verhalen zijn. Maar nee. Ze neemt anekdotes van wat zij en anderen hebben meegemaakt en kneedt het. Ze voegt ingrediënten toe, kiest een andere setting. Ze vertelt iets, maar niet alles. Ze schetst in korte krachtige streken. Ze maakt iets nieuws. En daar zit fantasie in, maar ook veel ambacht.
‘I have to make an effort, now, to remember what’s in these stories. That’s a strange thing, I make them with such energy and devotion and secret pains, and then I wiggle out and leave them, to harden and settle in their place. I feel free. Next thing I know I’ve started assembling the makings; I’m getting ready to do the whole thing over again.’
Het meest recente boek van Alice Munro, Dear Life, verscheen in 2012. Het jaar erna ontving ze, als dertiende vrouw ooit, een Nobelprijs voor de literatuur, ze werd geroemd om haar meesterschap van het korte verhaal. Toen had ze helaas al aangegeven dat ze met pensioen ging.